Fokje Pasma, zelfbewust, warber en onafhankelijk
Hans van der Heijde, 30 september 2022

In Joure sloot in 1881 een jonge Pieter Jelles Troelstra zijn voordracht van Fryske Brullofswille af met een optreden als waarzegster Foekje die meisjes de hand las. Onder wie Fokje Pasma, die hij waarschijnlijk voorspelde dat een dichtende jongeman haar thuis zou brengen.

In Wording, deel I van zijn Gedenkschriften, wijdde Troelstra vier pagina’s aan een kuise liefdesgeschiedenis met een 18-jarig Fries weesmeisje, dat samen met haar broer een boerderij bestierde. Zijn gevoelens voor haar inspireerden hem in die jaren tot vele gedichten: haar zijn muze noemen is niets teveel gezegd. Helemaal eerlijk was Troelstra in Wording niet. Fokje Pasma was 16 en niet 18 toen hij haar ontmoette en dat hun liefde met een verdrietige breuk eindigde moet eerder hem dan haar worden verweten, toont Bertus Mulder aan in zijn gelijknamige biografie vanFokje Pasma.

Fokje was een telg van een doopsgezinde, Friese boerenfamilie met vooruitstrevende ideeën over het boerenbedrijf. Vanwege hun beider volwassen karakter én Fokjes talent als botermaakster werd het haar en haar broer, vroeg wees geworden, gegund om samen deboerderij in het Jouster Westermar te beheren.

Fokje trouwde na de breuk met Pieter Jelles met Hendrik van Dam, zoon van een Gorredijkster vervener. Drie kinderen kregen ze, maar het huwelijk ging ten gronde aan Hendriks drankmisbruik. Onder druk van de familie Pasma verdween hij naar Amerika. Fokje moest het nu zelf rooien. In Groningen en daarna in Amsterdam volgde ze de opleiding tot vroedvrouw. Praktiseren ging ze in Zeeland, eerst in Oostburg, later in Vlissingen. Met veel moeite kwam de scheiding erdoor, waarna ze trouwde met Abraham Brevet, notaris- en later gemeenteklerk. Ze zette haar vroedvrouw-praktijk voort.

Fokje onderscheidde zich met haar hulp aan Belgische vluchtelingen, die in 1914/15 massaal de grens overstaken. Mulder verklaart die betrokkenheid, daadkracht en aanpak met verstand mede met haar doopsgezinde achtergrond en illustreert dat nog eens toen ze, bejaard inmiddels, te maken had met een schoonzoon die tijdens de bezetting NSB-burgemeester van Ede was. Na Vlissingen zouden nog vele woonplaatsen volgen, alle ver buiten Friesland. Maar zodra een familielid uit Friesland overkwam, sprak ze Fries.

Fokje stierf in 1956, 91 jaar oud. Oomzegger dominee Frans Pasma droeg tijdens de uitvaartdienst Troelstra’s gedicht Oan ‘e kant fan ‘e mar voor, abusievelijk veronderstellend dat iedereen wist van Fokjes relatie met Pieter Jelles van 70 jaar eerder. Brevet was geschokt, anderen vroegen zich geërgerd af waarom ‘die socialist’ werd opgevoerd.

Fokjes karakter in één woord samenvatten, lukt alleen in het Fries: warber (ijverig, vlijtig). Mulder noemt dat niet, maar hij hanteert dan ook het Nederlands. Deze mooie, rijk geïllustreerde biografie is gedetailleerd gedocumenteerd, maar dat is niet ten koste gegaan vanleesbaarheid: Fokje Pasma is een toegankelijk boek over een bijzondere Friezin.