Fokje Pasma: de Friese muze van Pieter Jelles Troelstra
Petra Teunissen-Nijsse, 11 augustus 2022

Zou biograaf Bertus Mulder zich hebben verdiept in het leven van boerendochter Fokje Pasma als ze niét de muze van Pieter Jelles Troelstra was geweest? Waarschijnlijk niet. Gelukkig was Fokje dat wel, want haar carrière als vroedvrouw is minstens zo interessant als haar kortstondige relatie met de latere voorman van de SDAP.
Het is een beproefde werkwijze van historici: aan de hand van een concreet individu een bedrijfstak of sociaal netwerk beschrijven. De doopsgezinde Friese boerendochter Fokje Pasma (1865-1956) is een heel geschikt ‘personage’ voor zo’n studie. Fokje groeide op in Westermeer, een dorp in Friesland. Haar vader Frans Hendriks Pasma verhuisde in 1880 naar Kampereiland, waar hij voorbeeldboerderij opzette. Hij was zeer geïnteresseerd in de Deense methode van boter maken en investeerde in Deense kneedmachines en geavanceerde koelsystemen. Na zijn onverwachte overlijden nam de zelfbewuste Fokje al op vijftienjarige leeftijd met haar oudste broer Hantje de verantwoordelijkheid op zich voor de ouderlijke boerderij. Zij had de leiding over het boter en kaas maken en behoorde, door de hoge kwaliteit van haar producten, tot de voorhoede van de ‘boerinnen’. Mulder beschrijft het hechte duo Pasma als een ‘solidaire en complementaire arbeidsgemeenschap’.

Verliefd
Een jaar later, rond 1881, ontmoette Fokje Pasma de gymnasiast Pieter Jelles Troelstra, die graag gedichten schreef. Hij was vijf jaar ouder, maar voelde zich thuis bij de zelfbewuste, onafhankelijke jonge vrouw. Fokje voldeed aan Troelstra’s voorwaarden voor een verloofde: als Friestalig meisje zou ze hem kunnen ondersteunen in zijn rol als maatschappelijk betrokken advocaat die zich aan het Fries zou wijden. Bovendien was Fokje weliswaar vrolijk en goedlachs, maar ze had ook veel meegemaakt en kon ernstig zijn. Ze wilde, net als Pieter, iets van het leven maken, niet alleen voor jezelf, maar ook voor de ander. In zijn autobiografie Wording schreef hij positief over de actieve deelname van de boerin aan het agrarische bedrijf. En natuurlijk schreef hij gedichten over zijn ‘famke’: over haar schoonheid, hun zeiltochten en maanverlichte ritjes met het rijtuig. De gedichten verschenen onder meer in de bundel It jonge Fryslân en Pieter zou ze in 1909 opnemen in zijn dichtbundel Rispinge.
In 1909 was hun liefde echter allang verleden tijd. Troelstra’s familie had bezwaar tegen hun verkering en tegen alle ‘nachtbrakerij’ bij Fokje, die zonder ouders in de boerderij woonde. Ze wilden een echtgenote met meer standing en geld voor Pieter. Fokje zelf lijkt ook getwijfeld te hebben aan haar dichter, zo blijkt uit haar gedicht ‘Wêrom?’. In november 1883 stelde Pieter Jelles voor om elkaar een jaar lang niet te zien. Maar toen hij twaalf maanden later voor haar deur stond, bleek het voorbij te zijn.

Tragisch huwelijk
Fokje Pasma was zwanger geraakt van de vervenerszoon Hendrik van Dam en trouwde met hem op 9 april 1885. Ze kregen twee dochters, Anna en Aukje, en een zoon, Uilke. Het huwelijk was een drama. Het ging slecht met het veenbedrijf en Hendrik bleek een alcoholist die zijn vrouw opsloot en bedreigde. Hij mishandelde haar, ook tijdens een zwangerschap, die tot een miskraam leidde. Grootvader Hendrik Pasma greep in. Hij leende Van Dam geld voor een reis naar de Verenigde Staten in 1889. Nu was Fokje weliswaar verlost van haar kwelgeest, maar zij moest zelf voor haar inkomen zorgen. De boter- en kaasmakerij was door de komst van de zuivelfabrieken veel minder lucratief geworden. Heel voortvarend besloot ze vroedvrouw te worden. Wellicht geïnspireerd door de miskraam? Ze ging een professionele opleiding volgen in Groningen en later in Amsterdam. Familie zorgde ondertussen voor de kinderen. ‘Een keuze voor het leven’, noemt biograaf Mulder deze stap.

Weer een gezin
Op 14 juni 1894 haalde Fokje haar diploma en ze kreeg een benoeming tot gemeentelijk vroedvrouw in Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen. Ze had plezier in haar werk en in haar zelfstandigheid. Ze was betrokken bij de oprichting van de Zeeuwse afdeling van de Nederlandsche Vroedvrouwenvereeniging. Nu ze een vast inkomen had, konden haar kinderen weer bij haar komen wonen en ook haar zus Nelia Agnieta, bij wie Aukje had gewoond. Ondertussen had Fokje de echtscheidingsprocedure ingezet, want Hendrik van Dam, was – op jacht naar Fokjes erfenis van haar grootvader – teruggekomen uit Wisconsin. In 1895 was zij eindelijk van hem verlost, om een jaar later, op haar 31e, te trouwen met de 23-jarige notarisklerk Abraham Brevet. Met deze rustige en stabiele man had Fokje wel een goed huwelijk. In 1897 werd hun dochter Jozina geboren. Zij was een grote troost toen in 1907 dochter Aukje aan een blindedarmontsteking overleed, slechts 19 jaar oud.

Inzet in Vlissingen
In 1903 kreeg vroedvrouw F. Brevet-Pasma een praktijk in Vlissingen. Omdat haar administratie bewaard is gebleven, kon de biograaf achterhalen hoe druk haar praktijk was: tussen 1903 en februari 1914 begeleidde ze 3874 bevallingen. Vanaf 1909 kwam ook haar dochter Anna als gediplomeerd vroedvrouw in haar praktijk werken. Zij hielpen zowel particulieren als arme vrouwen voor wie de gemeente Vlissingen een vergoeding betaalde. In het hoofdstuk ‘Strijd’ geeft Mulder een beeld van de maatschappelijke inzet van Fokje en Anna. Ze verdiepten zich in de ‘sociale quaestie’ en zochten financiële hulp en goederen voor huisgezinnen in armoede. In het najaar van 1914 richtten ze een opvangtehuis in voor zwangere Belgische vluchtelingen: het ‘Moederhuis’. Net als Troelstra ageerde Fokje tegen bezuinigingen op de armenzorg en stond ze pal voor haar functie als gemeentelijke vroedvrouw. Ook was ze betrokken bij de Vereniging voor Kraamverzorging en Zuigelingenbescherming in Vlissingen.

Opnieuw een tragedie
Na haar pensioen, in 1930, verhuisden Fokje en Abraham naar Santpoort, waar dochter Jozina woonde met haar man, de militair Theo van Dierendonck. Toen ze in juni 1943 vanwege de aanleg van de Atlantikwall hun huis moesten verlaten, konden ze terecht bij Jozina in Ede. Schoonzoon Van Dierendonck was lid van de NSB en was in Ede burgemeester geworden. Een verkeerde beslissing uit overmacht? De Brevets waren beslist ‘anti-NSB’ en luisterden stiekem naar Radio Oranje in het burgemeestershuis. Na de bevrijding werden Jozina en Theo geïnterneerd en kreeg Fokje de zorg over haar kleinkinderen. Aangrijpend zijn de passages over de pogingen van het inmiddels hoogbejaarde echtpaar Brevet om hun dochter en schoonzoon via pleitnota’s vrij te krijgen. Omdat de Van Dierendoncks ‘niet in hoog aanzien stonden bij de partijgenoten van de NSB’ was hun straf relatief beperkt. Jozina kwam in december 1945 vrij, Theo in november 1949. Fokje zorgde voor het zwaar aangeslagen gezin en voorkwam dat zij tot armoede vervielen. Vlak voor ze stierf, op 17 oktober 1956 genoot Fokje nog van het zestigjarige huwelijksfeest met haar man Abraham. Ze is 91 jaar geworden.

Méér dan een biografie
De Friese Bertus Mulder studeerde arbeidssociologie, was docent sociale geschiedenis en promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Eerder schreef hij biografieën over Jaap Nieuwenhuize en Sophie Louisa Kwaak. Hij deed uitvoerig onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de gedichten van Pieter Jelles Troelstra. Mulder schrijft zelf dat zijn studie naar Fokje Pasma een lacune vult in zowel de geschiedschrijving van de doopsgezinden als van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Daarnaast is dit boek ook een familiegeschiedenis en het geeft waardevolle informatie over de innovatieve boter- en kaasmakerij, de handel in turf, de ontwikkeling van de verloskunde en de berechting van NSB-leden na 1945. Bovenal is het een geschiedenis van een geëmancipeerde vrouw die iets van haar leven wist te maken, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de ander.

Toch een liefdesgeschiedenis?
En Pieter Jelles dan? De rode draad in deze biografie – en de aanleiding ervoor – is Fokjes relatie met Pieter Jelles Troelstra. Hadden ze nog contact na Fokjes onfortuinlijke avontuur met Hendrik van Dam? Troelstra verloofde zich snel na hun breuk met Sjoukje Bokma de Boer (Nynke fan Hichtum), een huwelijk dat in 1907 in een scheiding eindigde. Mulder is ervan overtuigd dat Troelstra en zijn muze altijd van elkaar zijn blijven houden. Hij baseert zich daarvoor vooral op verhalen uit de familie Pasma. Fokje en Troelstra hebben elkaar in ieder geval, na negen jaar, weer ontmoet, toen Fokje in Amsterdam studeerde. Ze hebben toen mogelijk het bed gedeeld ‘ter bekroning én afsluiting van hun liefdesrelatie’. Hun wegen liepen uiteen, maar Fokje zou Troelstra’s politieke spreekbeurten in Zeeland altijd bezoeken: ‘Fokje voelde zich gezien door Piet, en ze zou later zijn liefde verstild in haar hart bewaren.’ Bij haar begrafenis ging ds. Frans Pasma, Fokjes neef, in op haar relatie met de grote voorman van de SDAP. Hij droeg zelfs een gedicht van Pieter Jelles Troelstra voor, tot verbijstering van familieleden die er niets van wisten en ook niets ophadden met die ‘socialist’. Ondanks al zijn naspeuringen is het Bertus Mulder niet gelukt te achterhalen wélk gedicht de dominee voordroeg. Hij heeft wel een vermoeden en citeert tot slot ‘Oan ‘e kant fan ‘e mar’. De laatste strofe luidt, in Mulders eigen vertaling uit het Fries:

Als over ’t graf, over ’t graf nog een leven bloeit,
Vind je me weer op je pad;
Want mijn hart is aan dat van jou zo vast vergroeid,
Die worden in de dood niet gescheiden.
Dan strijken we uit de hoogte neer,
En vinden we elkaar weer
In de zomernacht bij sterrenlicht,
Aan de kant van het zilveren meer.