Welkom op de website van Bertus Mulder. Hier plaats ik artikelen, beschouwingen en commentaren. Verwijzingen naar eerdere opstellen over de sociaal-democratie. Over het sociaal-democratisch maandschrift “De Nieuwe Tijd”, het tijdschrift van J. Saks, Henriëtte Roland Holst, Herman Gorter en Frank van der Goes. Over Ferdinand Domela Nieuwenhuis en zijn discussie van de linksliberale ‘katheder-socialisten’. Over de verborgen theocratische opvattingen van PvdA-ideoloog Willem Banning. Een lijst met artikelen over de Amsterdamse diamantbewerker Andries Sternheim, de enige Nederlandse deelnemer in de vroege Frankfurter Schule. Beschouwingen over Pieter Jelles Troelstra, diens opvattingen over socialisme en over de emancipatie van het Fries.

Ook kritische stukjes over de interne partijdemocratie in de PvdA en de gecentraliseerde kandidaatstelling voor Tweede Kamerleden. Maar door dit alles heen: het zoeken naar de verbinding tussen de dagelijkse levenservaringen van gewone werkende mensen en het formuleren van een actueel sociaal-democratisch program.

Bestel hier mijn nieuwe boek (oktober 2025) over Andries Sternheim: Andries Sternheim (1890-1944): vergeten binnen de Frankfurter Schule. 

Bij de presentatie van Andries Sternheim – vergeten binnen de Frankfurter Schule, in De Burcht van Berlage in Amsterdam, 10-10-2025:

Het is een vreemde ervaring hier opnieuw te staan, in de Burcht van Berlage, het hoofdkantoor van de ANDB van Henri Polak.

In 1992 had ik hier, in de kelder, een tentoonstelling georganiseerd over Andries Sternheim. En nu, 33 jaar later, een bijeenkomst in de Bondsraadszaal. Welkom!

U bent op historische grond. De Bondsraadzaal toont de wereld van Sternheim. Ik ben de Vakbondshistorische Vereniging dankbaar dat ze dit mogelijk hebben gemaakt.

Rechts van mij het grijze, sombere verleden, de armoede en afhankelijkheid. Maar: Uit ellende staat op de vlam van verzet. Het spook der bleke armoede bedwingt niet het dapper hart… En: ‘De daad der aaneensluiting opent het nieuwe leven van broederschap en moed’. Boven mij: strijdbaarheid en solidariteit. En links, boven de deur waardoor u naar binnen kwam, Eens zal de dag opgaand vinden – Arbeid en Schoonheid vereend!

Bij het vijfentwintig jarig jubileum van de ANDB in 1919 spreekt Andries Sternheim hier, als voorzitter van een comité van oud-leden. Sternheim, aldus Frits de Jong, was een boeiend spreker, iemand met ‘gein’. Hij biedt voorzitter Henri Polak een cadeau aan en begint met te vertellen wat het niet is geworden. We volgen het woordelijk verslag in het Weekblad van den A.N.D.B. Hij richt zich tot Polak:

‘De organisatie is er niet alleen om hoger loon of kortere arbeidstijd te bewerkstelligen – want dan zou er geen reden om U speciaal op dit moment geluk te komen wensen. (Applaus). Uw artikelen, geachte Voorzitter, die zijn het waarvoor wij zoveel waardering hebben. Die artikelen hebben een machtige invloed uitgeoefend. De geestelijke invloed die van U, als redacteur uitgaat, is van zo een bijzondere betekenis, dat ik U daarvoor gaarne een woord van dank zou willen brengen. (Applaus).

We hebben gemeend een stoffelijk blijk van waardering te schenken, om uitdrukking te geven aan deze gevoelens. Het was niet gemakkelijk. Een idee om een bord te laten ontwerpen – waarop diverse mededelingen konden worden geplaatst – werd verworpen. Henri Polak is veel te overladen met werkzaamheden om steeds bezoek te ontvangen. Wij waren dan ook bang, dat op dat bord zou overheersen de mededeling: Henri Polak is heden niet te spreken. (Gelach). Wij zouden dan missen uwe adviezen en dat willen wij niet.’ 

Polak waarschuwde in 1909,  na invoering van de achturendag, dat de ANDB als best-georganiseerde en strijdvaardigste vakorganisatie in Nederland moest blijven strijden ‘voor handhaving van het bereikte, ook in slechte tijden, ook in het buitenland’, had zorg te dragen voor ‘opleiding en ontwikkeling der huidige en komende leerlingen, opdat zij bekwame vaklieden, goede mensen, uitmuntende vakverenigingsleden en doelbewuste leden der arbeidersklasse worden’ en tenslotte als taak had zich te ‘scharen in het gelid voor de vrijmaking van den arbeid, van de mensheid’. Vrijmaking van den arbeid!

Andries Sternheim internaliseert de taken van de Bond. Als internationaal vakbondsfunctionaris vraagt hij aandacht voor de kwaliteit van de arbeid, hij formuleert wat de onderschikking van arbeid aan ‘rationalisatie’ betekent en meent dat alleen een sterke vakbeweging, aanwezig op bedrijfsniveau, taylorisme en fordisme kan pareren.

En in zijn onderzoek naar de besteding van vrije tijd binnen de Frankfurter Schule meent hij dat de mens niet opgedeeld kan worden in een deel dat arbeider en een ander deel dat mens is. Arbeid en vrije tijd zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden.

Arbeid is de centrale categorie in het denken van Sternheim. Heel nauwkeurig volgt hij de ontwikkeling van sociale verhoudingen in Europa, ook in tijden van economische crisis. Precies daarom intrigeert Sternheim mij. Al decennia lang.

Hoe verhoudt zich nu het nieuwe boek met mijn proefschrift uit 1991? Is het een ander boek, een nieuw verhaal? En zo ja: wat is het verschil en hoe is dat verschil tot stand gekomen?

Mijn onderzoek voor proefschrift was gebaseerd op drie bouwstenen.

Allereerst de gesprekken met mensen die Sternheim nog gekend hadden – de kinderen van zijn zwager Jo de Swarte en schoonzuster Mienje Cohen. Kinderen van Jo Sternheim en Marie Haye. Mensen die hem hadden gekend uit de tijd van het IVV, het in Amsterdam gevestigde Internationaal Verbind van Vakverenigingen. Oud-secretaressen die mooie foto’s lieten zien. Mevrouw Laroo-Marinus, betrokken bij de onderduik. Willy Hogeweg-Fokke, Sternheims belangrijkste onderduikadres in Amsterdam.

In de tweede plaats nijver archiefonderzoek, te beginnen op het IISG in Amsterdam, later in Frankfurt, waar de correspondentie tussen Sternheim en Max Horkheimer is bewaard. En ook hier: gesprekken met mensen die hem uit de jaren dertig kenden, zoals Hans Mayer en Kurt Mandelbaum. Correspondentie ook met Leo Löwenthal.

En dan kom ik bijna automatisch op de derde bouwsteen: de internationale vakliteratuur. In het Sternheim-archief, dat ik bij het IISG heb gedeponeerd, vond ik ook correspondentie terug met Martin Jay, de auteur van De Dialectische Verbeelding.

Na dat proefschrift begint een nieuw verhaal. Ik werd benaderd door Antoon van der Busse. Hij vertelde over de organisatie rond de onderduik van Sternheim, over het verraad van ‘kleine Pietje’, een V-Mann. Ik raakte in contact met L. Koelemay-Besanger, die Sternheim als jonge vrouw thuis had meegemaakt. Ze reageerde op een recensie in Het Parool. En ik ging op bezoek bij mr. Klaas Ate Keuning, beheerder van het nagelaten archief van Fietje Kwaak. Deze landarbeidersdochter uit Oosterland, Zeeland, was secretaresse, en in oorlogstijd waarnemend directeur, van ROBEMA, de Rotterdamse Beheer- en Belegggingsmaatschappij. Die organisatie was in de jaren dertig het financiële centrum van het Institut für Sozialforschung. Fietje Kwaak komt in mijn proefschrift slechts één keer voor, in een voetnoot. Maar ik ging (het was 1993) na bezoek aan Keuning naar huis met een koffer vol mappen. Honderden brieven in luchtpostpapier. Fietje had hem gezegd: ‘hier zit mijn leven in’.

Ik werd in 1995 gedeputeerde in de provinsje Fryslân, met de portefeuille cultuur en milieu. En cultuur in Fryslân houdt ook in: opkomen voor de rechten van de Friese taalminderheid. Nergens in Nederland mee te vergelijken. Daar ben je dan druk mee. Maar altijd was er dat besef: je hebt aan Keuning beloofd het Kwaak-archief te bewerken. En dat lukte pas later. Gelukkig had ik die mappen thuis. Het bleek puzzelwerk. Het archief Kwaak ging over de financiële perikelen van het Institut für Sozialforschung in de jaren dertig. En steeds meer rees de vraag: wat klopt er van het verhaal dat de Frankfurters eind jaren dertig niet het geld hadden om Walter Benjamin en ook Andries Sternheim te helpen? Die bleven in Europa. Horkheimer en Pollock waren verhuisd naar New York. Maar had dat echt niet anders gekund? Sternheim liet mij niet los.

In 2012 publiceerde ik bij de WBS Het hart van de sociaal-democratie. Over het belang van arbeid en zeggenschap. Het derde hoofdstuk van dat boek, na Troelstra, voor Drees, gaat over Sternheims opvattingen over arbeid en democratisering van arbeidsverhoudingen. En als resultaat van noeste huisvlijt verscheen vervolgens in 2015 De nazi’s te slim af zijn. Sophie Louisa Kwaak en het kapitaal van de Frankfurter Schule. Met dank aan uitgever Steven Sterk.

Eén vraag rees daarbij boven alles uit: ik concludeer dat Anita Weil, de zuster van de financier van het Institut für Sozialforschung, Felix Weil, in 1938 tot overeenstemming komt met het Institut om ook háár aandeel te nemen in de financiering van het Institut. Men komt na bittere strijd tot een ‘General Release’, ondertekend begin 1939. Maar wat betekende dat?

Ik had een mail gestuurd naar Mario Rapoport, auteur van een boek over de Argentijnse jaren van Felix Weil. De mail werd beantwoord door Jeanette Erazo Heufelder, woonachtig in Berlijn, die in Argentinië onderzoek deed en zich ook voor het Kwaak-onderzoek interesseerde. Immy en ik hebben haar in november 2015 bij ons thuis ontvangen en haar het archief-Kwaak getoond. En zij verwerkte het verhaal van Fietje in haar biografie over Felix Weil, Der argentinische Krösus. Kleine Wirtschaftsgeschichte der Frankfurter Schule (2017).

Ik had haar een Duitse vertaling van mijn dissertatie meegegeven en zij vroeg mij in 2018 of ik het goed vond dat zij die vertaling doorgaf aan Dr. Ulrich Fries, de man die niet alleen biografieën over Brecht en Benjamin naar het Duits vertaalde, maar daarbij steeds kritischer was geworden over de geschiedschrijving van de Frankfurter Schule. Om een lang verhaal kort te houden, vanaf 2018 hebben Ulrich Fries en ik honderden mails gewisseld. We hebben informatie gedeeld, elkaar gestimuleerd en gesteund in bange tijden. Immy en ik zijn op bezoek geweest in Heikendorf en Lutterbek. En het was Fries die mij voorhield dat ik het nog niet ontsloten archief van Alice Maier moest raadplegen. Alice Maier was de secretaresse van Horkheimer en Pollock in New York. 

Maar eerst was er nog een tussenstap. Twee jaar geleden, op 6 oktober 2023 presenteerden Theo Beckers en ik het oorlogsdagboek van Andries Sternheim, onder de titel ‘Balling in eigen land’. Het kwam uit mijn tenen, omdat ik in 2022 vanwege mondkanker een tijd uit roulatie ben geweest. Met het verhaal van Van der Busse, nieuw onderzoek in het Nationaal Archief en nieuw fotomateriaal, afkomstig van Joan Berkhemer, konden we een beter beeld schetsen van zijn onderduikperiode. Hoogtepunt van die bijeenkomst was de bijdrage van de zoon van Willy Hogeweg-Fokke, Tom Hogeweg, die Sternheim in de onderduik persoonlijk had meegemaakt.

In 2024 heb ik het archief Alice Maier opgezocht. Op naar Frankfurt. Om de correspondentie tussen Sternheim en Horkheimer opnieuw ter hand te nemen. Maar vooral kwam ik voor dat nieuwe archief. Ik ben archiefmedewerkster Katrin Kokot dankbaar dat ze mij toen overstelpt  heeft met archiefmappen, die ik in sneltreinvaart heb doorgenomen. Jan Romein spreekt van ‘de magneet van onze aandacht’ bij archiefonderzoek. Mijn magneet was tweepolig. Kon ik wat vinden over de rol van Sternheim als bestuurder, als tweede vice-voorzitter, van SIRES, de beheersmaatschappij van het Institut? En meest prangend: kon ik een nadere invulling geven aan de ‘General Release’, de overeenkomst tussen Alice Weil over de afkoop van haar verplichtingen jegens SIRES?

Toen ik vertrok, had ik belangrijke accountantsrapporten gedetecteerd over de financiële overdracht van de verplichtingen van Anita Weil. Op 25 mei 1939 maakt de beheersmaatschappij ROBEMA het aandeel van Anita Weil in de Hermann Weilsche Familienstiftung over naar SIRES in New York. Een groot bedrag.

En Felix Weil schenkt SIRES extra $ 130.000. Pollock had in 1936 en 1937 op de beurs van New York gespeculeerd en veel geld verloren. Maar met deze bijdragen werden die verliezen meer dan gecompenseerd. Het verhaal van het vermeende financiële tekort van de Frankfurter Schule is van een grote treurigheid.

Ik ben opgelucht dat het boek er ligt. Een nieuw boek dat nieuwe inzichten verwerkt. Waarin Sternheim bijdrage aan een internationaal economisch crisisprogram beter omschreven wordt.  Ik kader zijn wetenschappelijke bijdrage aan het gezinsonderzoek van de Frankfurters en vrije tijd opnieuw en helderder in. De persoon van Andries Sternheim wordt bovendien scherper belicht – ik ben ook wel trots op dit boek.